Toelichting anesthesie en perioperatieve zorg bij spoedingrepen


Patiënten met MD hebben gedurende en na een operatie onder algehele anesthesie een duidelijk verhoogd risico op cardiale en respiratoire complicaties.1-9 Met name bij patiënten met de klassieke vorm, patiënten in verder gevorderde stadia van de ziekte en bij operaties in de bovenbuik is er een verhoogd risico op complicaties.5,9

MD1-patienten hebben een verhoogde gevoeligheid voor algehele anesthesie, opioïden en spierrelaxantia.1,7 Waar mogelijk hebben lokale of regionale anesthesie en kortwerkende opioïden de voorkeur.5,9 Vanwege een verhoogde gevoeligheid is het raadzaam niet­depolariserende spierrelaxantia alleen toe te dienen onder meting van het effect (zodat de dosis zo nodig naar beneden aangepast kan worden).5,9

Gecontra-indiceerd bij MD15,9:

  • depolariserende spierrelaxantia (zoals succinylcholine);
  • langwerkende of hoge doseringen van benzodiazepines;
  • acetylcholinesteraseremmers, zoals neostigmine, voor het antagoneren van niet-depolariserende spierverslappers. (Rocuriumgeïnduceerde) spierverslapping kan met sugammadex geantagoneerd worden.

Middelen voor anesthesie en/of sedatie veroorzaken een daling van de lichaamstemperatuur die bij patiënten met verminderde spiermassa meer uitgesproken is.

  • Hypothermie kan myotonie verergeren en zorgt voor verhoogde sensitiviteit voor sedativa, anesthetica en niet­depolariserende spierrelaxantia, met een verlengde werking tot gevolg.
  • Hyperthermie kan het gevolg zijn van toegenomen spieractiviteit (kramp, myotonie). Gegeneraliseerde spierkramp kan leiden tot rabdomyolyse.

Respiratoire depressie ten gevolge van zwakte van de ademhalingsspieren en een gestoorde bulbaire controle van ademhaling en luchtwegen kan leiden tot de behoefte aan soms langdurige nabeademing met als gevolg een verhoogd risico op pneumonie, sepsis en mortaliteit.5 Het is raadzaam te informeren naar reeds bestaande betrokkenheid van ademhalingsspieren vóór het starten van de anesthesie/sedatie en om in het postoperatief extra aandacht aan ademhalings- en hoestondersteuning te besteden. Non-invasieve beademing kan nodig zijn.

Oorzaken voor het verhoogde risico op hartdecompensatie en hartstilstand zijn de progressieve aantasting van het cardiale geleidingssysteem en de verhoogde kans op ritmestoornissen.5,9 Het informeren naar al bestaande cardiale betrokkenheid vóór het starten van de anesthesie of sedatie in verband met risico op complicaties, evenals het doen van aanvullend onderzoek (zoals een ECG) wordt aanbevolen. Vraag de cardioloog in consult bij algehele anesthesie indien er sprake is van een afwijkend ECG, cardiale klachten of indien echocardiografie en Holtermonitoring meer dan twee jaar geleden werden verricht.

Adequate bewaking van de vitale functies tijdens én na de ingreep wordt aanbevolen, met beschikbaarheid van een PACU (post­anesthesia care unit) of intensive care. Postoperatieve bewaking gedurende minimaal 24 uur met ECG, zuurstofsaturatie- en CO2-bewaking is aangewezen.4,5,9 Bij een laparotomie of ingreep van vergelijkbare duur en belasting of bij ernstig aangedane patiënten dient verlenging van de bewaking naar 48 uur plaats te vinden.4,9