Toelichting zwangerschap, obstetrie en gynaecologie


Zwangerschap heeft een variabel effect op MG (zowel geen verandering als verslechteringen dan wel verbeteringen)3. Het eerste trimester en de periode direct postpartum zijn de periodes met de hoogste kans op exacerbatie van MG3. Vrouwen met MG hebben een hoger complicatierisico rondom de bevalling, met name drievoudig verhoogd risico op preterme ruptuur vliezen en frequentere noodzaak tot sectio caesarea. Bij 4% van bevallingen is sprake van ernstige geboortedefecten3.

Terughoudendheid is geboden met het gebruik van magnesiumsulfaat bij (pre-)eclampsie vanwege het spierverslappend effect, met name bij MG patiënten met duidelijke klinische zwakte.3 Overweeg als alternatief fenobarbital en een antihypertensivum (in Nederland is ervaring met dihydralazine, methyldopa, nifedipine, labetalol, ketanserine; hierbij wordt geen voorkeur gegeven).3 Hier moet echter het gevaar van de eclampsie meegewogen worden, een eventuele MG verslechtering kan ook anders opgevangen worden3.

10-20% van de kinderen van een moeder met MG krijgt een voorbijgaande neonatale myasthenie door passieve overdracht van maternale antilichamen. Symptomen (ademhalingsproblemen, problemen met drinken, weinig tonus) worden manifest binnen 2-3 dagen en kunnen 3 maanden aanhouden. Meestal zijn de verschijnselen van neonatale MG in enkele dagen zo ver verbeterd dat het kind naar huis kan. Het kind moet 48 tot 72 uur na de bevalling klinisch geobserveerd worden2.

Behandeling neonatale myasthenie2:

  1. Behandeling met i.v. neostigmine: 0,02 mg/kg 6 – 8 keer per dag, in verband met bijwerkingen in de vorm van speekselvloed en buikkrampen, ongeveer 5 minuten van tevoren atropine 0,01 – 0,03 mg/kg i.v., maximaal 1 mg /dag (alternatief bij kinderen: neostigmine: 0,01 – 0,02 mg/kg/uur via pomp).
  2. Indien mogelijk overschakelen op pyridostigmine (Mestinon) 7 mg / kg per dag in 5 - 7 doses (vóór de voeding), aangevuld met atropine.