Toelichting anesthesie en perioperatieve zorg bij spoedingrepen


Bij myasthenieën kunnen acetylcholinesteraseremmers worden gecontinueerd tot anesthesie wordt gegeven.

Regionale anesthesie is te prefereren boven algehele narcose. De anesthesist dient op de hoogte zijn van de aanwezigheid van myasthenie en voorzichtig zijn met spierverslappende middelen2.

De gevoeligheid voor niet-depolariserende neuromusculaire blokkers is verhoogd. Indien mogelijk wordt het geven van niet-depolariserende spierrelaxantia vermeden. De gevoeligheid voor depolariserende spierrelaxantia is verlaagd. Zorgvuldige monitoring tijdens de algehele anesthesie is van belang2.

  • Relatieve contra-indicatie anesthetica: benzodiazepinen, halothaan, ketamine en lidocaine (zie ook tabel bij het tabblad ‘medicatie’)

Zorgvuldige monitoring per- en postoperatief is van belang bij het geven van spierrelaxantia bij MG patiënten. Postoperatieve bewaking dient plaats te vinden op de IC gedurende minimaal 24 uur. ECG, zuurstofsaturatie- en CO2-bewaking is aangewezen.